Lezen & Luisteren


Formulier voor de bevestiging of verbintenis van dienaren van het Goddelijke Woord

Geliefde broeders en zusters, u weet dat wij u verschillende keren de naam bekend gemaakt hebben van onze medebroeder N., hier tegenwoordig. De reden daarvan was om te vernemen of iemand iets tegen zijn leer of levenswandel zou kunnen inbrengen, waardoor hij niet in de dienst van het Woord bevestigd zou mogen worden. Ons is gebleken dat niemand iets wettigs tegen hem heeft ingebracht. Daarom zullen wij nu In de Naam des Heeren tot zijn bevestiging/verbintenis overgaan.

Wij verzoeken u, N. en alle aanwezigen, daartoe eerst te luisteren naar een korte uitleg op grond van Gods Woord over de instelling en betekenis van het ambt van herder of dienaar van het Woord.

Dit Woord leert ons allereerst dat God, onze hemelse Vader, die uit het verdorven menselijke geslacht een gemeente wil roepen en tot het eeuwige leven wil vergaderen, daartoe door een bijzondere genade de dienst van mensen gebruikt (Ef. 4: 11, 12). Daarom zegt Paulus in Efeze 4 dat de Heere Christus gegeven heeft, sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars, tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing van het lichaam van Christus.' Hier zien wij dat de heilige apostel onder andere zegt, dat het herdersambt een instelling van Jezus Christus is. Wat bij dit heilig ambt hoort, kunnen we gemakkelijk uit de naam afleiden. Want zoals het werk van een gewone herder is een hem toevertrouwde kudde te weiden, te leiden, te beschermen en daarover opzicht te hebben, zo is het ook met de geestelijke herders. Zij zijn gesteld over de gemeente, die God tot de zaligheid roept en voor schapen van Zijn weide houdt. Deze weide is niets minder dan de verkondiging van het Goddelijke Woord met de daaraan verbonden bediening van de gebeden en de heilige sacramenten. Dat Woord is de staf waarmee de kudde geleid wordt; met dit Woord wordt ook opzicht over haar uitgeoefend. Hieruit blijkt wat de taak van de herder of dienaar des Woords is.

In de eerste plaats moet hij het Woord des Heeren, dat door de geschriften van profeten en apostelen is geopenbaard, grondig en getrouw aan de gemeente uitleggen. Hij zal het toepassen, zowel in algemene als in bijzondere zin. Dit zal hij doen tot heil van de hoorders door te onderwijzen, te vermanen, te vertroosten en te bestraffen, naar dat ieder nodig heeft. Hij verkondigt de bekering tot God en de verzoening met Hem door het geloof in Jezus Christus. Met de Heilige Schrift weerlegt hij alle dwalingen en ketterijen die tegen de zuivere leer strijden. Dit alles wordt ons in de Heilige Schrift duidelijk kenbaar gemaakt, want Paulus zegt dat de dienaar arbeidt in het Woord [1 Tim. 5:17]. Op een andere plaats leert de apostel dat dit moet gebeuren naar de mate van het geloof [Rom. 12:7]. Ook schrijft hij dat een herder aan het betrouwbare woord dat naar de leer is, moet vasthouden en recht moet snijden [Tit. 1:9; 2 Tim. 2:15]. Evenzo zegt hij: wie profeteert (dat Is: Gods Woord predikt), sticht, vermaant en vertroost de mensen [1 Kor. 14:3]. Op een andere plaats stelt Paulus zichzelf de dienaars tot een voorbeeld, als hij verklaart dat hij in het openbaar en bij de huizen de bekering tot God en het geloof in onze Heere Jezus Christus geleerd en betuigd heeft [Hnd. 20:20,21]. Met name in de tweede Korinthebrief vinden we een treffende beschrijving van het ambt van dienaar van het evangelie, waar de apostel spreekt: 'En al deze dingen zijn uit God, Die ons met Zichzelf verzoend heeft door Jezus Christus, en ons - de apostelen en herders - de bediening der verzoening gegeven heeft. Want God was In Christus de wereld met Zichzelf verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende, en heeft het woord der verzoening in ons gelegd. Zo zijn wij dan gezanten van Christus' wege, alsof God door ons bad; wij bidden van Christus' wege: Laat u met God verzoenen' (2 Korinthe 5:18-20). Wat de weerlegging van de onzuivere leer betreft, zegt Paulus dat een dienaar aan het Woord van God moet vasthouden om de tegensprekers te weerleggen en de mond te stoppen (Titus 1:9).

In de tweede plaats houdt het ambt van herder in, namens de hele gemeente openbaar Gods Naam aan te roepen. Want de herders hebben met de apostelen gemeen wat dezen zeggen: 'Maar wij zullen volharden in het gebed, en in de bediening des Woords' (Handelingen 6:4). Hierop doelt Paulus, als hij aan Timotheüs schrijft: 'Ik vermaan dan voor alle dingen, dat gedaan worden smekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen, voor alle mensen; voor koningen, en allen, die in hoogheid zijn' [Tim. 2:1, 2a].

In de derde plaats bestaat hun ambt uit de bediening van de sacramenten, die de Heere tot zegel van Zijn genade heeft ingesteld, zoals blijkt uit het bevel dat Christus aan de apostelen gegeven heeft en dat ook de dienaren van het Woord aangaat: ‘Doop hen in de Naam van de Vader, van de Zoon en van de Heilige Geest' (Mattheüs 28: 19). Evenzo heeft Hij bij de instelling van het avondmaal gesproken: 'Doe dat (…) tot Mijn gedachtenis' (1 Korinthe 11:26).

In de vierde plaats is het de taak van de dienaren van het Woord met de ouderlingen de goede tucht in de gemeente van God uit te oefenen, de orde te bewaren en op zo'n wijze te regeren als de Heere opgedragen heeft. Want Christus zegt tot Zijn apostelen, nadat Hij over de christelijke tucht gesproken heeft: 'Al wat gij op de aarde binden zult, zal in de hemel gebonden wezen' (Mattheüs 18:18). En Paulus wil dat de dienaren op een goede manier leiding geven aan hun eigen huisgezin, omdat zij anders geen zorg kunnen dragen voor de gemeente noch haar regeren [1 Tim. 3:4,5]. Hierom worden de herders in de Schrift ook huisverzorgers Gods en bisschoppen, dat is opzieners en wachters genoemd. Zij hebben namelijk opzicht over het huis van God waarin zij arbeiden, opdat daar alles in goede orde en op gepaste wijze zal toegaan en zij met de sleutels van het hemelrijk, die hun toevertrouwd zijn, openen en sluiten, overeenkomstig hun door God gegeven opdracht [Mt. 16:19].

Zij die geroepen zijn tot het herdersambt, dragen bijzondere verantwoordelijkheid in de zielzorg, waarbij hun naar de orde der kerk geheimhouding is opgelegd van al datgene wat bij de uitoefening van hun ambt vertrouwelijk te hunner kennis is gekomen.

Uit deze uiteenzetting kan men opmaken wat een heerlijk werk het herdersambt is, omdat daardoor zulke grote dingen tot stand komen, en hoezeer dat ambt noodzakelijk is om de mensen tot de zaligheid te brengen. Om deze reden wil de Heere dat dit ambt te allen tijde zal blijven. Want als Christus Zijn apostelen uitzendt om deze heilige bediening te verrichten, zegt Hij: 'En ziet, Ik ben met u al de dagen tot de voleinding der wereld' [Mt. 28:20]. Hieruit blijkt dat het Zijn wil is dat deze heilige dienst te allen tijde op aarde onderhouden wordt, want de personen tot wie Hij spreekt, waren sterfelijke mensen. Daarom vermaant Paulus Timotheüs, hetgeen hij van hem gehoord had, aan getrouwe mensen toe te vertrouwen, die bekwaam zijn om anderen te leren [2 Tim. 2:2]. Evenzo beveelt hij Titus, nadat hij hem tot herder bevestigd heeft, van stad tot stad ouderlingen en opzieners aan te stellen [Tit. 1:5].

 

Omdat ook wij, om deze dienst in Gods kerk te onderhouden, nu een nieuwe dienaar van het Woord bevestigen en er over dit ambt voldoende is gezegd, zo zult u, N., antwoorden op de volgende vragen, opdat iedereen zal horen dat u gezind bent deze dienst op de juiste wijze te aanvaarden.

Ten eerste: Bent u er in uw hart van overtuigd dat u wettig door Gods gemeente en daarom door God Zelf tot deze heilige dienst geroepen bent?

Ten tweede: Houdt u de boeken van het Oude en Nieuwe Testament voor het enige Woord van God en de volkomen leer der zaligheid? Verwerpt u alle leringen die daarmee in strijd zijn?

Ten derde: Belooft u uw ambt, in overeenstemming met deze leer getrouw uit te oefenen en uw leer te sieren met een godvruchtige levenswandel? Belooft u geheim te houden datgene wat bij de uitoefening van uw ambt vertrouwelijk te uwer kennis is gekomen? En belooft u ook zich te onderwerpen aan de kerkelijke tucht volgens de orde der kerk wanneer u zich in leer of leven het ambt onwaardig zou gedragen?

Antwoord:

Ja, van ganser harte.

Daarna zal de dienaar die hem dit gevraagd heeft (of een andere dienaar, als er meer dienaren zijn), hem de handen op het hoofd leggen[1] en zeggen:

God, onze hemelse Vader, die u tot deze heilige dienst geroepen heeft, verlichte u door Zijn Geest, versterke u door Zijn hand, en regere u zo in uw bediening dat u daarin dienstbaar en vruchtbaar mag wandelen, tot grootmaking van Zijn naam en tot uitbreiding van het rijk van Zijn Zoon, Jezus Christus. Amen.

Daarna zal de dienaar vanaf de kansel de bevestigde dienaar en daarna de gemeente als volgt toespreken:

Heb dan, geliefde broeder en mededienaar in Christus, acht op uzelf en op de hele kudde, waarover de Heilige Geest u tot een opziener gesteld heeft, om Gods gemeente te weiden, die Hij verkregen heeft door het bloed van Zijn eigen Zoon [Hnd. 20: 28] Heb Christus lief, weid Zijn schapen, oefen opzicht over hen uit, niet gedwongen of uit winstbejag, maar vrijwillig en vol toewijding, niet om over het erfdeel des Heeren te heersen, maar om een voorbeeld voor de kudde te zijn [1 Petr. 5:2,3]. Wees een voorbeeld voor de gelovigen in woord en wandel, in liefde, in de Geest, in geloof en in reinheid. Volhard In het lezen van Gods Woord, het vermanen en leren, en veronachtzaam niet de gave die u gegeven Is. Bedenk deze dingen en wees hierin bezig, opdat uw groei in alles zichtbaar wordt. Heb acht op de leer en volhard daarin [1 Tim. 4:12-16]. Verdraag als een goed soldaat van Christus geduldig alle lijden en verdrukking [2 Tim. 2:3]. Als u deze dingen doet, zult u zowel uzelf behouden als degenen die u horen [1 Tim. 4:16]. En wanneer de overste Herder verschenen zal zijn, zult u de onverwelkelijke kroon der heerlijkheid behalen [1 Petr. 5:4].

Geliefde christenen, ontvang uw dienaar in de Heere met alle blijdschap en houd zulke dienaren in ere. Bedenk dat God Zelf door middel van hem u aanspreekt en u dringend nodigt. Neem daarom het woord aan dat hij u overeenkomstig de Heilige Schrift zal verkondigen, niet als het woord van een mens, maar als Gods Woord, wat het ook in waarheid is [1 Thess. 2: 13]. Laten de voeten van degenen die vrede verkondigen en de goede boodschap brengen, u liefelijk en aangenaam zijn [Jes. 52:7; Rom 10: 15]. Wees uw voorgangers gehoorzaam, want zij waken voor uw zielen waarvan zij rekenschap moeten geven, opdat ze dat met vreugde zullen doen en niet zuchtende, want dat is niet tot uw voordeel [Heb. 13:17]. Als u dit doet, zal de vrede Gods in uw huizen komen [Mt. 10:13] en zult u, die deze dienaar als profeet aanneemt, het loon van een profeet ontvangen [Mt. 10:41] en wanneer u door zijn woord in Christus gelooft, zult u door Christus het eeuwige leven beërven.

Maar omdat niemand uit zichzelf tot deze dingen in staat is, laten we God met dankzegging bidden:

Barmhartige Vader, wij danken U dat het U belieft uit het verloren menselijk geslacht door de dienst van mensen U een gemeente te vergaderen tot het eeuwige leven. We danken U dat U de kerk hier ter plaatse genadig een getrouwe dienaar geschonken hebt.

Wij bidden U, wil hem door Uw Geest hoe langer hoe bekwamer maken tot de dienst, waartoe U hem bestemd en geroepen hebt. Wilt U zijn verstand verlichten om Uw Heilige Schrift te verstaan. Leg hem de woorden in de mond om vrijmoedig de verborgenheden van het evangelie uit te leggen en te verkondigen. Geef hem wijsheid en moed om de gemeente waarover hij gesteld is, op de juiste wijze te leiden en in christelijke vrede bijeen te houden, opdat Uw kerk onder zijn bediening en door zijn goede levenswandel zal groeien in getal en goede werken. Verleen hem moed in alle voorkomende moeilijkheden, die hij in zijn dienst zal ontmoeten, opdat hij, gesterkt door de troost van Uw Geest, tot het einde standvastig zal blijven en samen met alle getrouwe dienstknechten in de vreugde van zijn Heere zal worden ontvangen.

Wil ook aan deze gemeente Uw genade schenken, opdat zij zich behoorlijk tegenover hun herder gedragen, hem als door U gezonden erkennen, met alle eerbied zijn leer aannemen en zich aan zijn vermaning onderwerpen. Geef dat zij zo, door zijn woord in Christus gelovend, het eeuwige leven deelachtig mogen worden.

Verhoor ons, o Vader, door Uw geliefde Zoon, die ons heeft leren bidden:

Onze Vader, Die in de hemelen zijt!

Uw Naam worde geheiligd.

Uw Koninkrijk kome.

Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.

Geef ons heden ons dagelijks brood.

En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren. En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.

Want Uw is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, in eeuwigheid. Amen.



[1] De handoplegging geschiedt alleen bij bevestiging van een candidaat tot de heilige dienst.

 

Tekst van de week

Zie, een zaaier ging eropuit om te zaaien’. (Matth. 13:3b)