Lezen & Luisteren


 

Formulier om de Heilige Doop te bedienen aan de kleine kinderen van de gelovigen

 

De hoofdsom van de leer van de Heilige Doop omvat de volgende drie delen:

In de eerste plaats zijn wij met onze kinderen in zonde ontvangen en geboren. Daarom zijn wij mensen op wie de toorn van God rust, zodat wij in Zijn rijk niet kunnen komen, tenzij wij opnieuw geboren worden [Ef. 2:3, Joh. 3:3]. Dat leert ons de ondergang in en de besprenkeling met het water [Rom. 6:4]. Daardoor wordt ons de onreinheid van onze ziel aangewezen. Zo worden wij opgeroepen om een afkeer van onze zonde te hebben, ons voor God te verootmoedigen en onze reiniging en zaligheid buiten onszelf te zoeken.

 

In de tweede plaats betuigt en verzegelt ons de Heilige Doop de afwassing van de zonden door Jezus Christus [Hnd. 22:16]. Daarom worden wij gedoopt in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest [Mt. 28:19]. Als wij gedoopt wor­den in de Naam van de Vader, betuigt en verzegelt ons God de Vader dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade opricht en ons tot Zijn kinderen en erfgenamen aanneemt [Rom. 8:17]. Daarom wil Hij ons met al het goede verzorgen, al het kwade van ons weren of dat kwade voor ons doen meewerken ten goede [Rom. 8:28]. Als wij gedoopt worden in de Naam van de Zoon, verzegelt ons de Zoon dat Hij ons wast in Zijn bloed van al onze zonden en ons in de gemeenschap van Zijn dood en opstanding inlijft [1 Joh. 1:7]. Zo worden wij van al onze zonden bevrijd en rechtvaardig voor God gerekend. Als wij gedoopt worden in de Naam van de Heilige Geest, verzekert ons de Heilige Geest door dit heilig sacrament, dat Hij in ons wonen en ons tot leden van Christus heiligen wil. Zo wil Hij ons schenken wat wij in Christus hebben, namelijk de afwassing van onze zonde en de dagelijkse vernieuwing van ons leven, totdat wij uiteindelijk in de gemeente van de uitverkorenen in het eeuwige leven geheel rein een plaats zullen ontvangen [Ef 5:27].

 

In de derde plaats, omdat elk verbond twee kanten in zich heeft, worden wij door God door middel van de doop opgeroe­pen en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid. Dit betekent dat wij innig verbonden zijn met deze enige God – Vader, Zoon en Heilige Geest – , Hem vertrouwen en liefhebben met heel ons hart, met heel onze ziel, in heel ons denken en met al onze krachten. [Mt 22:37] Verder, dat wij ons van de wereld afkeren, onze oude natuur doden en in een nieuw, godvrezend leven wandelen [Tit. 2:12]. En wanneer wij soms uit zwakheid in zonden vallen, moeten wij aan Gods genade niet twijfelen, en ook niet in de zonde blijven liggen. De doop is immers een zegel en ontwijfelbaar getuigenis dat wij een eeuwig verbond der genade met God hebben.

 

Hoewel onze kleine kinderen dit alles niet begrijpen, mogen we hen toch niet van de doop uitsluiten. Want zonder dat zij het weten, hebben zij ook deel aan de verdoemenis in Adam en zo worden zij ook zonder het te weten in Christus weer tot genade aangenomen. Immers, wat God zegt tot Abraham, de vader van alle gelovigen, geldt ook voor ons en onze kinderen: ”Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad1 na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u” [Genesis 17:7]. 1) Zaad’ betekent hier ‘nageslacht’.

Hetzelfde verklaart Petrus met deze woorden: ”Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal” [Handelingen 2:39]. Daarom heeft God vroeger bevolen de kinderen te besnijden. Deze besnijde­nis was een zegel van het verbond en van de gerechtigheid van het geloof [Rom. 4:11]. Zo heeft ook Christus de kinderen omhelsd, de handen opgelegd en gezegend [Mc. 10:16]. Omdat (onder het nieuwe verbond) de doop in plaats van de besnijde­nis gekomen is, behoort men de kleine kinderen als erfgenamen van het rijk van God en van Zijn verbond te dopen. De ouders hebben de plicht hun kinderen bij het opgroeien hierin uitvoeriger te onderwijzen.

 

Opdat wij deze heilige instelling van God tot Zijn eer, tot onze troost en tot opbouw van de gemeente mogen bedienen, laten wij Zijn heilige Naam aanroepen:

Almachtige en eeuwige God, U hebt naar Uw streng oordeel de ongelovige wereld, die geen berouw toonde, met de zondvloed gestraft. Maar U hebt de gelovige Noach met zijn achten in Uw grote barmhartigheid behouden en bewaard. U hebt de verharde farao met heel zijn volk in de Rode Zee verdronken, maar Uw volk Israël daar droogvoets doorheen geleid, waardoor de doop wordt aangeduid.

Wij bidden U, pleitend op Uw grondeloze barmhartigheid, dat U deze kinderen in genade wilt aanzien en door Uw Heilige Geest in Uw Zoon, Jezus Christus wilt inlijven, opdat zij met Hem in Zijn dood begraven worden en met Hem mogen opstaan in een nieuw leven; hun kruis in de dagelijkse navolging van Christus blijmoedig mogen dragen en Hem toegewijd zijn met waarachtig geloof, vaste hoop en vurige liefde; opdat zij dit leven, dat toch niet anders is dan een voortdurend sterven, door Uw genade getroost mogen verlaten en dat zij op de jongste dag voor de rechterstoel van Christus, Uw Zoon onbevreesd mogen verschijnen.

Door Hem, onze Heere Jezus Christus, Uw Zoon, die met U en de Heilige Geest, een enig God, leeft en regeert in eeuwigheid. Amen.

 

Vragen aan de ouders (en getuigen):

Geliefden in de Heere Christus, u hebt gehoord dat de doop een instelling van God is om aan ons en ons nageslacht Zijn verbond te verzegelen. Daarom moeten wij de doop met dat doel en niet uit gewoonte of bijgeloof gebruiken.

 

Opdat het dan openlijk bekend wordt dat u zo gezind bent, zult u van uw kant op de volgende vragen oprecht antwoorden:

 

Ten eerste: Belijdt u dat onze kinderen, hoewel ze in zonde ontvangen en geboren zijn en daarom aan allerlei ellende, zelfs aan de verdoemenis onderworpen zijn, toch in Christus geheiligd zijn en daarom als leden van Zijn gemeente behoren gedoopt te zijn?

 

Ten tweede: Belijdt u dat de leer die in het Oude en Nieuwe Testament en in de artikelen van het christelijk geloof vervat is, en in de christelijke kerk alhier geleerd wordt, de ware en volkomen leer van de zaligheid is?

 

Ten derde: Belooft u en neemt u voor uw rekening deze kin­deren van wie u vader en moeder (of getuige) bent, bij het opgroeien in deze leer naar uw vermogen te onderwijzen en te laten onderwijzen?

 

Antwoord:

Ja.

 

Daarna spreekt de dienaar bij het dopen aldus:

N. Ik doop u in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de

Heilige Geest. (Amen.)

0f

N. Ik doop u in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. Amen.

 

Almachtige en barmhartige God en Vader, wij danken en loven U dat U ons en onze kinderen door het bloed van Uw geliefde Zoon Jezus Christus al onze zonden vergeven hebt. En dat U ons door Uw Heilige Geest tot leden van Uw eniggeboren Zoon en zo tot Uw kinderen hebt aangenomen en ons dit met de Heilige Doop verzegelt en bekrachtigt.

Wij bidden U ook door Hem, Uw geliefde Zoon, dat U deze gedoopte kinderen door Uw Heilige Geest altijd wilt regeren, opdat zij christelijk en godvrezend opgevoed worden en meer en meer groeien in de Heere Jezus Christus. Geef dat ze zo Uw Vaderlijke goedheid en barmhartigheid die U hun en ons allen hebt bewezen, zullen belijden en in alle gerechtigheid onder onze enige Leraar, Koning en Hogepriester Jezus Christus leven en moedig tegen de zonde, de duivel en heel zijn rijk strijden en mogen overwinnen.

Dan zullen zij U en Uw Zoon Jezus Christus en de Heilige Geest, de enige en waarachtige God, eeuwig loven en prijzen. Amen.

 

 

Tekst van de week

Genadig Heer', die al mijn zwakheid weet,
wil mij vergeven wat ik U misdeed;
verwerp mij niet, die op Uw vrijspraak wacht,
maar troost mij met Uw woord: het is volbracht.

Wie geeft het brood, dat hongerigen deel,
waar is de bron waaruit ik moet drinken?
Gij, Heer', alleen kunt mijn genezing zijn;
voed mij en drenk mij met Uw brood en wijn.

Nu ik mijn hand trek naar 't gebroken broed
en neem de beker, die Gij zelf mij boodt,
hoe komt Gij met Uw goedheid mij nabij;
berg mij in Uw liefde, Heer', en zegen mij.